Een veiligere samenleving, dat is een belangrijke doelstelling van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dat start niet alleen bij de opsporing en berechting van een verdachte, maar al bij de preventie van een delict.
Hoe kan de reclassering met digitale transformatie bijdragen aan een veiligere samenleving?
Uit het Trends in Veiligheid 2014 onderzoek van Capgemini, uitgevoerd door TNS NIPO, blijkt dat burgers steeds meer verdeeld zijn over gevoelens van onveiligheid.
Ten opzichte van 2012 is een signifi cante toename te zien in zowel de groep burgers die zich vaak onveilig voelt als de groep die zich zelden of nooit onveilig voelt. Daarbij hebben politiek en justitie te weinig aandacht voor de slachtoffers van misdaden. Hoewel het streven is om de samenleving veiliger te maken door de nadruk te leggen op preventie, is het voorkomen van recidive minstens zo belangrijk. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor alle ketenpartners in de strafrechtketen, waarbinnen de levenscyclus van een justitiabele loopt. Anders gezegd, na het plegen van een delict komt deze keten in beweging, van opsporing tot berechting en het ten uitvoer leggen van een opgelegd vonnis tot het moment dat een justitiabele weer (eventueel onder voorwaarden) terug mag keren in de maatschappij.
In deze keten bestaat een volgtijdigheid in processen bij de partners, die start bij aangifte of opsporing door politie, mogelijke vervolging door het Openbaar Ministerie (OM), eventuele strafoplegging door de rechtspraak (ZM) en ten uitvoerlegging van straffen en maatregelen door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
De straf kan ook onder voorwaarden worden opgelegd, wat betekent dat uitvoering daarvan geheel of gedeeltelijk onder toezicht van de reclassering plaatsvindt. Reclassering Nederland, Stichting Verslavingsreclassering en het Leger des Heils Reclassering en Jeugdzorg zijn de drie reclasseringsorganisaties, die als doel hebben justitiabelen terug te laten keren in de maatschappij, door middel van toezicht en aandacht voor gedragsverandering. Samen worden zij 3RO genoemd. De reclassering is daarmee een belangrijke ketenpartner binnen de levenscyclus van een delictpleger, omdat deze betrokken is aan het begin van de strafrechtketen met advies over mogelijk toezicht en eventueel toeziend op de uitvoering daarvan.
Hoewel de term keten een lineair proces suggereert, klopt dit strikt genomen niet helemaal voor de strafrechtketen. Verschillende ketenpartners kunnen tegelijkertijd aan dezelfde strafzaak werken of werken aan de tenuitvoerlegging van straffen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de ambitie dat de strafrechtketen uiteindelijk geheel digitaal gaat werken om zo strafzaken sneller en beter te kunnen afwikkelen. In 2016 wisselen politie, OM, ZM en de partners in de executiefase, voortaan alle processtukken digitaal uit. Deze digitaliseringslag in ketensamenwerking draagt bij aan het verlagen van de ongewenste uitstroom van zaken die niet leiden tot een afdoeningbeslissing met strafmaatregelen, terwijl daar conform bewijslast en overige voorwaarden wel aan voldaan is. Tot slot wil het ministerie met de digitalisering de informatievoorziening richting slachtoffers verder versterken. In de berechtingfase kunnen ketenpartners zowel burgemeester als slachtoffers via het Slachtoffer Informatie Portaal al informeren.
Deze digitaliseringambitie sluit mooi aan bij de doelstelling van het ministerie voor een veiligere samenleving en meer aandacht voor het slachtoffer. Echter in de uitvoering kan deze ambitie voor mogelijke knelpunten zorgen. Hoe verhoudt de ambitie voor het optimaliseren van digitale ketensamenwerking zich tot de eigen digitale transformatiestrategie van de verschillende organisaties? Hebben zij de ambitie van het ministerie wel voldoende door vertaald in hun eigen digitale transformatiestrategieën (DT-strategieën) en hoe vindt de sturing op de realisatie daarvan plaats? En heeft het ministerie voldoende rekening gehouden of de partners voldoende voorbereid zijn om digitaal te kunnen werken?
Het departement voert geen strakke regie op de realisatie van de digitalisering in de executieketen. Elke organisatie heeft de ruimte om zelf een DT-strategie te ontwikkelen en invulling te geven aan de gewenste doelstelling van het ministerie. In feite draagt deze alleen zorg voor de financiële middelen. De vraag rijst dan ook of technologie, interne en externe processen van de verschillende organisaties in de executieketen voldoende op elkaar aansluiten om de ambities van het ministerie te realiseren. Met programma’s als Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS) en programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) geven respectievelijk het OM en ZM invulling aan hun ambities voor de digitalisering van de executieketen. Daarnaast verwerkt het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de strafrechtelijke beslissingen over enkele jaren administratief (en digitaal). Wat zijn de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de verschillende uitvoeringsorganisaties in de executieketen?
Ter illustratie kijken we hierna verder naar de positie van de reclasseringsorganisaties. In de dagelijkse praktijk zijn de 3RO sterk afhankelijk van hun ketenpartners, vooral ten aanzien van juiste, tijdige en volledige informatievoorziening. Een intensieve samenwerking op digitaal vlak, is daarbij van groot belang om te kunnen blijven voldoen aan de gestelde (wettelijke) eisen die aan hun taken verbonden zijn. De vraag rijst dan ook hoe de reclasseringsorganisaties, hun eigen DT-strategie het beste kunnen laten aansluiten bij de keten om zo de ambities van het ministerie te realiseren?
De drie reclasseringsorganisaties hebben hun eigen verantwoordelijkheid om gemaakte beleidsafspraken met ketenpartners en departement te realiseren. Zij kunnen dit alleen in samenspraak met en vanuit een gedeelde DT-strategie realiseren. Net als de andere uitvoeringsorganisaties is de informatisering en automatisering van reclassering nu vooral gericht op het eigen intern gebruik en minder op de uitwisseling met de ketenpartners. Dit laatste werkt vaak nog omslachtig en gebeurt meer dan nodig nog handmatig. De verschillende partners in de executieketen hebben een verschillende uitgangssituatie en een verschillend tempo ten aanzien van digitalisering.
De grootste uitdaging vanuit DT-strategie is dat alle ketenpartners op hetzelfde niveau moeten uitkomen wat betreft strategie en ICT om optimale (digitale) ketensamenwerking te bewerkstelligen. Dit gegeven is cruciaal bij de bepaling van de informatiestrategie bij de verschillende ketenpartners doordat de een mogelijk achterblijft bij de ander. Dit vereist een omslag van focus op de eigen interne processen, naar een
externe blik gericht op informatie-uitwisseling met en tussen ketenpartners. Gezien de ontwikkelingen, ambities en uitdagingen waarvoor de executieketen staat, dienen de reclassering en haar partners in de keten hun huidige DT-strategieën te heroverwegen en al dan niet onder regie van het departement beter op elkaar af te stemmen. Een gegeven daarbij is, dat de (financiële) middelen en ICT-voorzieningen onvoldoende toereikend zijn vanwege de huidige bezuinigingen. Naast ondersteuning van de eigen primaire processen dienen deze beter aan te sluiten bij de wensen en eisen van de strafrechtketen en de samenleving.
Voor de nieuwe digitale strategie dient de levenscyclus die een veroordeelde binnen de reclassering doorloopt als uitgangspunt te worden genomen. Deze moeten aansluiten bij het traject dat de veroordeelde doorloopt in de executieketen. Hiermee kunnen de behoeftes voor technologie, interne en externe processen centraal binnen de reclassering in kaart worden gebracht. Zo kan de informatiepositie van de reclassering verder worden geoptimaliseerd. Een actuele en betrouwbare informatiepositie van organisaties in de executieketen is een vereiste om informatie met elkaar uit te wisselen. Dit is een andere denkwijze en richting dan de huidige situatie, waarbij de interne processen van de reclasseringsorganisaties centraal staan.
De cyclus van de veroordeelde start niet bij de reclassering, maar komt voort uit eerdere stappen in de strafrechtketen. Dit brengt met zich mee dat een nieuwe strategie voor digitalisering zo optimaal mogelijk aansluit bij de technologie en processen van de ketenpartners. Hiertoe zouden directe ketenpartners als OM en politie in de ontwikkeling van de digitale strategie kunnen worden betrokken. Hierbij valt onder meer te denken aan wensen en eisen op welke wijze de reclassering informatie wil ontvangen, maar ook hoe deze gedeeld wordt met de ketenpartners.
Bij de ontwikkeling van digitalisering binnen de executieketen zou bij voorkeur een onafhankelijke partij belast moeten worden om verbetering te initiëren om kans van slagen te hebben. Uit ervaring is gebleken dat aansturing beleggen bij een van de ketenpartners niet zinvol is, omdat andere partners de neiging hebben ‘hun hakken in het zand te zetten’ en de eigen prioriteiten voorop te stellen. Het voldoen aan de keteneis om alle partijen op gelijkwaardig digitaal transformatieniveau te brengen komt daarmee in het geding. Het ministerie zou hierin meer leidend kunnen zijn, met een dominant gremium waarin de ketenbelangen gewaarborgd worden en er regie gevoerd wordt op het gemeenschappelijke einddoel van digitalisering. Van belang is dan wel:
De te ontwikkelen DT-strategie dient dermate flexibel te zijn dat deze uitvoering kan geven aan de strategie en doelstellingen van de partners in de executieketen, maar tegelijkertijd ook bijdraagt aan de ambities van het ministerie. Dit is een spanningsveld; de visie voor digitale samenwerking in de gehele strafrechtketen van het ministerie is nog in ontwikkeling, terwijl de ambitie voor 2016 voor digitale samenwerking al is vastgesteld. Dit spanningsveld geeft echter de ruimte aan de reclasseringsorganisaties om de DT-strategie zowel vanuit het perspectief van de reclassering zelf als samen met directe ketenpartners vorm te geven. Het ministerie kan hierin een stimulerende en toetsende taak vervullen. De kaders zijn aangeven door het ministerie, maar de invulling kan nog door de reclassering zelf worden pgepakt. Zolang het doel van digitale ketensamenwerking maar wordt bewerkstelligd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingen en de uitgangssituatie bij de ketenpartners in de executieketen.